Einde van een vakantie.

 

Weer bezig zich te bewijzen, nu met een college afdalen. Zo omzichtig hoefde nu ook weer niet. Estrice probeerde nog geamuseerd toe te kijken hoe haar vriendin elke volgende stap opzichtig inleidde. Zelf wat te kordaat deze afdaling over nog geen dertig meter gedaan. Oké, het was net niet fout gegaan, had ze niet mogen doen. Meer buitelend dan glijdend was ze op de verrassend grillige ijsvloer terecht gekomen. Voor Hesta nog geen reden om zo opzichtig te laten zien hoe het wel moest, weer eens demonstreren dat zij het beter wist. Al begonnen met het verwisselen van haar ski’s door sneeuwschoenen. Daarna het almaar voorbereiden van elke stap met heftig prikken van haar stokken en zo plakken sneeuw op haar werpend. Zodat ze haar bril moest afzetten om nog wat te zien en de harde wind de kans gaf haar ogen te teisteren met venijnig prikkende ijskristallen. Toch bleef ze waakzaam toekijken om als Hesta onderuit ging haar te kunnen opvangen. De schuin op de helling gerichte ijsschotsen mochten dat in ieder geval niet doen. Glitterend in de lage zon keken die eveneens toe, terwijl de felle kou hun messcherpe kanten aanzette. Alsof ook die door hadden dat ze bekaf waren en daardoor geneigd tot het nemen van te veel risico’s.

Tot nu toe hadden ze alle obstakels veilig overwonnen. Ook op deze laatste toch wel vermoeiende dag, de voorlaatste van hun vakantie, moest dat zo blijven. Morgen was het gewoon over de nu voor ze liggende ijsvlakte van het Hollands Haf, met een lekker doordouwend windje in de rug, op schaatsen naar huis glijden. Hesta was inmiddels half weg en bleef presenteren hoe ze ook deze situatie beheerste. Haar manier van doen als peilende ogen op haar gericht waren, al waren het maar die van haar hartsvriendin. Zich zo voortdurend trainend voor als die andere veel kritischer blikken haar zouden wegen. Ook straks weer in hun einddoel voor die dag, de herberg op een uitloper van het Duitse Front, nog circa vijf kilometer gaans, waar ze voor het laatst wilden scoren.

 

Na Hesta’s laatste passen durfde Estrice haar blik weer te wenden in de richting die ze op de stuwwal al hadden verkend op wat ze te wachten stond. Het op het ijs ketsende lage zonlicht dwong haar de sneeuwbril snel op te zetten. Net toen Hesta de sneeuw van haar pak klopte zodat ze die weer moest reinigen. Ze begonnen elkaar te irriteren. Wat haar vriendin duidelijk ontging. Met een pose van uitputting leunde ze tegen een van de ijsschotsen. Haar kennende zou dat even moeten herstellen van de inspanning even duren. Daardoor kreeg ze tijd om te genieten van de relatieve luwte om haar heen. Zo vlak tegen de hoge helling spon de wind een cocon van slechts licht zoemen rond haar capuchon. Daardoorheen dacht ze in het noordwesten ver weg kreunend ijs te horen. Ze zette haar oren schrap om het geluid beter op te vangen, dat van de krakende en knallende ijsvlakte aan de horizon, die opkomende vloed in stukken brak en opkruide. Hier zou het wassende water niet meer komen. Aan het eind van de winter was het ijs zo hoog opgetast dat zelfs een springvloed het niet meer tot hier bracht.

‘Jouw aanpak leek me iets te riskant. Moet je kijken, al die verborgen ijsmessen op die helling. Dat mag je nooit meer doen.’ Hesta was weer ontwaakt uit haar schijnbare verdoving en klaar wakker.

‘En dan al die schotsen op de vlakte voor ons. Als dat maar niet zo blijft tot aan die herberg.’

‘Zo te zien alleen langs de oever,’ antwoordde Estrice. ‘Verderop lijkt het veel vlakker.’ Hesta klopte driftig haar pak af zodat ze weer sneeuw op haar bril kreeg. Maar dit keer moest ze glimlachen. Hesta zag ze weer helemaal klaar staan voor het vervolg van hun tocht door deze ijswoestijn, die ze zonder haar nooit tot een goed einde had kunnen brengen. Zij was nu eenmaal superieur in deze situaties.

Het was veel later geworden dan ze hadden voorzien. Toen ze de opening op de map niet vonden, hadden ze de kreek moeten volgen, ook al waren ze dan wat noordelijker op het Haf uitgekomen, maar dan wel op glad en snel te begaan ijs. Maar dat eindeloos lijkende stuk had ze verleid de landtong te over te steken. Daarbij even vergetend dat vooral de hoge stuwwallen langs de westelijke randen slecht begaanbaar waren door onder dikke sneeuwlagen verborgen schotsen en spleten. Daardoor was de oversteek uitputtend, gevaarlijk en vooral tijdrovend geworden. Misschien ook wel omdat ze aan het eind van vakantie waren, ze onbewust verlangden dat het over en uit was met al die uitdagingen waarvoor ze gekozen hadden, vijf weken geleden, toen ze zich met de baan in het Boheemse hadden laten droppen, voor een trektocht door bossen en over meren en rivierdalen naar hun lage deltaland.

 

Velen die verkozen te wonen in deze regio’s waren mede verslaafd aan dit wintervertier, het genieten van de dan overal goed begaanbare ruige natuur, met daarin verscholen de vele resten van een antieke cultuur. Heerlijk dat trekken door haar ongerepte oneindigheid, die door de redelijk te verdragen ijzige adem van de noordooster voor maanden was getemd en met dikke sneeuwlagen makkelijk begaanbaar gemaakt. En met overal die verrassingen van verborgen resten uit een mystiek verleden, die zich vanaf heuvels verraadden met te rechtlijnige patronen in het landschap. Eenmaal te plekke ging die illusie meestal verloren, tenzij watergangen ruïnes hadden opgewoeld en schoongespoeld. Of als bouwsels de strijd tegen de tijd nog niet hadden opgegeven en ze zich als monumenten in het landschap verhieven. Beiden moesten dan altijd uitgebreid snuffelen aan die tekens van de hier vergane wereld. Met alles bevroren en ondergesneeuwd moest het wel blijven bij het noteren van posities, maken van foto’s en zoeken naar informatie. Thuis konden ze dan verder uitvlooien wat ze uit dat voltooid verleden hadden ontmoet. Gedegen onderzoek naar dergelijke resten was alleen mogelijk in de late nazomer als de waterstromen uitrustten en de oevers enigszins begaanbaar waren. Maar zij hadden genoeg aan dit even proeven van de restanten uit die vervlogen magische tijden. Alhoewel, Hesta was dan vaak niet verder te krijgen, bleef maar speuren naar gegevens en bezig met verzenden van foto’s naar thuis. Totdat zij haar er aan herinnerde dat ze verder moesten voor de gewenste afsluiting voor die dag, in een van de herbergen van het natuurpark Eurazië waar de liefhebbers van de extremen van deze natuur zich voor de avond en nacht verzamelden. Tot dat soort behoorden ook zij, alsmede tot hen die de ook daar schaarse zwervers graag bejaagden. En daarvoor moest je wel op tijd zijn.

 

Eens heel lang geleden, volgens de geschiedenis, of waren het al legenden, was het hier totaal anders. Toen had een overdosis mensen deze nu zo machtige natuur verkaveld met hekken en muren, vol gebouwd en plat geplaveid, leefde die hier tot op en over het grensdraagvermogen van economie en milieu van deze regio. Dit mocht duren tot het huidige klimaat deze levensstijl totaal onmogelijk maakte. Geïntroduceerd door een aardscheerder uit de ruimte die de baan van de aarde om de zon en de stand van haar as iets wijzigde. Haar noordelijke regio’s kregen zo een strak regime van noordoost en zuidwest moessons, die afwisselend zorgden voor gezellig koude winters en fris warme zomers. Maar wel met heftige overgangen met zware stormen en overvloedige regens. Die hadden al het te hoge en te luchtige genadeloos gesloopt en het verkavelde grondig vrij gespoeld. Het bleef hier bewoonbaar, maar Spartaans en alleen op de plekken die dit geweld nog steeds spaarde. De meesten hadden dit niet zien zitten en waren gevlucht voor dit ruige klimaat. Temeer daar in het verre zuiden een uiterst plezierige en ruime ambiance was ontstaan. Daardoor had de natuur hier volop kansen gekregen oude rechten te heroveren en hun geliefd natuurpark te realiseren.

 

Het hoe en waarom van die tijden, dat vooral interesseerde Estrice. Volgens verhalen en oude beelden was het toch ook wel een boeiend en fraai cultuurlandschap geweest. Iets in de geest van wat zij nu in het zuiden hadden. Maar dynamischer en ruiger, nog doortrokken van testosteron, en daardoor voortdurend uit op nieuwe uitersten. Totdat dit onbeheerste driftleven over zichzelf heen buitelde en zichzelf reduceerde tot op het nog essentieel nodigde. Waarop het in deze streken nu zo leuk jagen was. Die haar professie hadden geïntroduceerd en de problematiek daarvan.

Met alleen nog vrouwen het voor het zeggen, had al die door hen over- uit- en doorontwikkelde mogelijkheden zich geselecteerd op kwaliteit en duurzaamheid, was hun samenleving in rustiger en prettiger wateren gekomen. Door hen heen consolideerde die evolutie door hen heen zich op steeds bestendiger eindwaarden. Maar of dat ook naar die blinde wil was? Met wat zich door haar hen had geopenbaard viel daaraan serieus te twijfelen.

Verna, haar vriendin en sparringpartner in deze, zou het onmiddellijk met haar eens zijn en belijding van deze waarheid eisen, in het belang van de vooruitgang, voor haar strijd tegen die consolidatie. Verna was hun filosoof, boorde in alles diepere lagen aan. Ter continue bevestiging, verantwoording van het verhaal, ook van hun professie, de selectie. Daarop waren ze dan wel beland, maar misschien ook wel gestrand en zelfs daarin een verzand geraakt. Ieders verbeelding van de wereld was naar de verhalen waarin men geloofde, die men beleefde als vanzelfsprekend. De echte wereld ging daarmee altijd schuil gaan achter die verbeelding. Door die sluier heen prikken met nieuwe verhalen, daar was Verna levensplan. Door het actuele voortdurend kritisch te beschouwen. 

Haar actuele was dat van het eerste iets van de oerknal door natuurwetten gedwongen tot een blind willen van z’n mogelijkheden en daarmee tot de evolutie. De blinde wil van de schepping, het ankerpunt van Verna’s filosofie, de motor van de evolutie tot steeds complexer en constructies en organisaties, waarden van zijn en leven. In eerste aanzet waterstof dat door zwaartekracht gedwongen tot kernfusie in sterren, resulterend in energie en materie, het primaire voor sterrenstelsels met planeten met leven. Dat op de aarde evolueerde tot op de diersoort de mens, de eerste zingevend in de schepping, een begrijpen, verklaren, duiden. Een soort die zich zo bewust werd van al het mogelijke dat de schepping daarvoor in petto had, en die meende dat ook te moeten mogen. Wat leidde tot weer een evolutie, en wel door die soort heen van het materiële naar die mogelijkheden. Met als uitkomst de materiële verlenging van de mens met gereedschappen, kleding, huisvesting. Alsmede met programmering van z’n brein - in principe ook materieel, iets elektrisch en chemisch - en daarmee verlenging met het verhaal dat van de mens. Met als ultiem gebeuren: het oplichten in al dat materiële van wat de mens als z’n essentie beleeft, een ik zijn, een eigen unieke immateriële ziel. Kinderen van een paar jaar verhaaltjes vertellen en ze worden zich bewust van zichzelf en de wereld. In sterren leidt kernfusie tot nieuwe materie. Menselijke zielen vereend komen noodwendig tot mensfusie van die verbeeldingen en daarmee tot die evolutie van het menselijk verhaal. Dat Verna zo van boeiend kon doceren.

Hoe begon, ook dat wist ze te verhalen, in eerste instantie met het gezonde verstand, het logisch vanzelfsprekende van oorzaak en gevolg. Dat verleidde tot het geloof in geesten en goden. De wereld moest een oorzaak hebben vanuit een hoger moeten mogen. Die kreeg zo een boven en onder, een hemel en een hel, geboden en verboden. Daarmee ook mensen van boven en die daar onder, zij van het ware goddelijk weten en anderen daaraan toegevoegd. De tijden van mensfusies van ficties om feodale toestanden te bevestigen en te beveiligen. Tot mensfusie het idee ontwikkelde te bewijzen wat wel en niet waar was en daarmee uitkwam op de empirische wetenschappen. Die ficties ontmaskerden, het praktisch bruikbare openbaarden, revoluties ontketenden en bewapenden. Zowel boeiende als barre tijden dus. Maar dat waren die feodale ook al.

En dit allemaal omdat de schepping dit blind wilde. Verna wist het zeker en te bewijzen, en dat het voor een goed doel was, de schepping eens wilde uitkomen op het praktisch volmaakte. In die evolutie door ons heen, gingen we tegen die wil in, deden we het verkeerd, dan ging het fout en kreeg het kwaad z’n kansen. In het bèta technische deed iets het gewoon niet of liep in de soep. Foute alfa keuzes betreffende de samenleving leidden tot onrecht, ellende, oorlogen. Maar deed men het goede dan resulteerde dat in het betere, het meer volmaakte, in tevredenheid, gelukkig zijn. De geschiedenis van de mens stond bol van dit afstraffen van het foute en belonen van het goede. En dat de evolutie was uitgekomen op de selectie, dat was toch het ultieme bewijs.  De mens was naar zijn brein, naar z’n programmering met verhalen en naar de sturing daarvan door hormonen, door de genen gecodeerd. De mens was genen en verhaal. Het mannelijk was daardoor behept met de dikkopsyndroom, de drift om met de koppen tegen elkaar te knallen in de strijd om het vrouwelijk. De natuur kwam zo uit op de hoorndragers. De manmens op het zich bewijzen met altijd meer, beter, hoger, gevaarlijker, machtiger, rijker. En van wat ze daartoe wisten te bedenken. ‘Hun dikkopdrift was gewoon even nodig voor het realiseren van alles waarin wij vrouwen nu eenmaal niet zo goed zijn, maar dat wij inmiddels wel fraai hebben weten te consolideren.’ Dank zij dit syndroom had de schepping al haar mogelijkheden voor ons mensen geopenbaard. Vanuit die mannelijke drift al het mogelijke van de schepping te moeten mogen. Tot alle mogelijkheden op waren, alles uitontdekt en opontwikkeld was, alle wetenschappen belanden op en verzanden in eindwaarden, en de man dus gemist kon worden, voor de verdere evolutie onbruikbaar, zelfs gevaarlijk werd, de wil en het wezen van de natuur bedreigend, en hij zichzelf mocht reduceren tot op wat nog net nodig was.

Met grote consequenties voor hun samenleving. Net als de natuurlijke evolutie kwam uit op praktisch volmaakte eindwaarden. ‘Naar het principe van elektronen tollend om een kern produceert kernfusie de elementen onder andere nodig van ecosysteem aarde. Andere mogelijkheden voor het maken van elementen zijn, dat wil zeggen kennen wij niet. Alle gewervelde dieren zijn naar één principe van constructie en besturing. Daarop blijkt de evolutie wel te kunnen variëren. Die streeft naar het uiterst mogelijke maar beperkt tot het strikt nodige, vermijdt elke overbodigheid. Bij 92 tollende elektronen houdt die kernfusie het voor gezien, is er kennelijk genoeg. Het leven op aarde is eveneens naar een beperkte aantal principes. Deze wet van het uiterste in ascese geldt ook voor al het materiële dat zich door ons heen ontwikkeld. Elektriciteit is maar naar enkele methoden mogelijk. Alle auto’s zijn variaties een eenzelfde principe. Zijn alle mogelijkheden voor deze principes ontdekt en uitontwikkeld, verliezen ze hun gevoeligheid voor research, zijn ze niet meer te innoveren, dan komen ze uit op eindwaarden, zijn alle mogelijkheden die schepping daarvoor heeft kennelijk uitgeput.’ Op het terras van haar buiten wist Verna hier eindeloos op door te borduren. Maar ze schonk daarbij tevens een goed glas wijn zodat het toch gezellig bleef. En wat die blinde wil betreft, door haar heen werd immers ook iets gewild dat zij niet wilde.

Eenmaal alle wetenschappen beland op eindwaarden, stagneerde het bèta, raakte de techniek uitgepraat. Wat zich vooral manifesteerde in de grote metropolen, de plekken van de optimale mensfusie. Openbare voorzieningen, onroerende goederen, middelen voor transport en communicatie bleven, voor zover bruikbaar, zich door de eeuwen heen handhaven door geregeld onderhoud en zo nu en dan renovatie. Door een aantal eeuwen heen consolideerde dat zich tot praktisch volmaakt bruikbare eindwaarden. Het liet zich nauwelijks nog verder te volmaken, raakte optimaal duurzaam en daarmee uiterst bestendig, behield z’n waarde over steeds meer generaties heen, werden antiek.

Met dat dikkopsyndroom nog dominant moest en zou dat bestel, de basis van hun bewijsmodel groeien. Dit kon niet anders dan ontaarde in geld zaaien om geld te oogsten, creëerde het veel te veel voor enkelen voor rekening van het tekort van velen. Die hun oogst moesten lenen om te kunnen overleven. Maar met in feite voor iedereen en alles al meer dan genoeg, maar verdeeld op basis van crediet, liep dit model hopeloos vast in een schuldencrisis. Die noodwendig leidde tot ingrijpen vanuit die blinde wil.

   

Het had zo moeten zijn, was nu het algemeen aanvaarde idee. Dat met die aardscheerder was stom toeval geweest. Maar dat met die reductie? De consequentie van hun zo nodig moeten mogen van al het mogelijke. Tot op die miskleun, resulterend in correcties vanuit dat bèta. Volgens Verna was hun economisch wanbeleid dan ook voorwaarde geweest voor hun huidig zo prettig praktisch volmaakt samenzijn. Dat had die noodwendigheid afgedwongen, en ook dat door henzelf heen. Als ambtenaar van een regionale dienst van het Selectie Generaal, het ‘SG’, kende Estrice dit soort manbeschouwingen maar al te goed. Tijdens haar specialisatie op het Y had ook zij zich laten fascineren door dergelijke beschouwingen over dat verleden. Het waren best spannende tijden geweest, waarin nog volop geschiedenis werd geschreven, maar niet altijd even leuke. Historie die nog steeds met heimwee broeide bij hun mannen, ze liet dromen over die voor hen zogenaamd betere tijden toen zij vooral de baas speelden. Gekwek dat zij met gepaste argwaan en waakzaamheid volgden. Want die toestanden van toen, dat nooit meer. Toch dwaalden ze graag tussen de sporen ervan, zoals hier in Eurazië, om te proeven hoe zij eens echt waren geweest. Met hun afgang was veel ellende voor altijd uitgebannen, maar tevens veel boeiends verloren gegaan. Dat ze daar ooit toe in staat waren geweest? Met wat nu van ze restte leek zoiets nauwelijks mogelijk. Alhoewel, met wat ze hier tegen kwamen, waarop de harde natuur hier kennelijk selecteerde? Daarbij kon je je toch nog zoiets voorstellen. Zoals die twee die ze nu al een paar keer hadden ontmoet en mogen proeven.

 

Hesta, eindelijk uitgehijgd en opgepoetst, en dan was ze weer helemaal op krachten, gaf aan verder te willen, met als gebruikelijk zij weer voorop. Het eerste stuk werd toch weer strompelen over opgekruid ijs en door dichtgesneeuwde rietbanken. Terwijl in de verte de ijsvlakte zo fraai egaal glad glom in het licht van de naar de horizon zinkende zon. De rode gloed die ze daarbij toverde was weer wat feller dan gisteren en al vaag met strepen, zo meldend dat het voorjaar in aantocht was. Nog liet dat zich tegenhouden door de noordoost moesson. Maar in het warme zuiden wapende de zuidwester zich ongetwijfeld al met een overdaad aan wind en water voor de aanval. Over een maand zou die de kou verjagen tot ver in het noorden en de nu nog door sneeuw en ijs gekluisterde natuur bevrijden met gutsend lauwe regens, door helse stormen in en over alles geblazen. Gedurende anderhalve maand waren deze gebieden dan absoluut ontoegankelijk door zo ontketende waterstromen, die overladen met ijs zich gewelddadig door bestaande en nieuwe geulen een weg vochten naar de zee. Daar werden ze dan opgewacht door stormvloeden, die het nu nog tot in bodem van het Hollands Haf vastgevroren ijs torenhoog op stuwwallen als zonet zouden kruien. Deze overwinning op de winter zou worden besloten met wekenlange plensbuien uit egaal diepduistere luchten. Al deze neerslag zouden de gebieden die ze net hadden doorkruist veranderen in sompige moerassen en alle beken en rivieren tot ver over hun huidige beddingen mobiliseren voor de afvoer van deze watermassa’s. Alleen op veilige hoogten konden nederzettingen dit geweld nog overleven, wel constant bedacht op aan hun randen knagend water, soms met verrassend snel en fataal succes. Voor nog maar een paar centra was het doenlijk deze erosie met technische middelen in te tomen en alleen zinvol voor zover daarbij aansluiting op de buis was te waarborgen. De rest had te capituleren voor dit proces van sanering en afgraving. Dat wel mooi zorgde voor een voorspoedige groei van hun delta met de Zeeuwse Platen en de Hollandse en Friese Haffen. Overvloedig sleepten rivieren de sedimenten aan uit het Duitse en Franse. Een dikke tong van zand en grint, het Duitse Front, rukte zo gestaag op naar het Haagse Rif, de plek waar zij hun woonstede hadden. In de zomers stoof zand van de Zeeuwse Platen over dit Front en vormde daarop wandelende duinen. Ergens daartussen lag de herberg waarnaar ze op weg waren.

 

Voor haar gleed Hesta, over inmiddels redelijk begaanbaar ijs, energiek en bevallig. Die was weer helemaal in haar element, en wist waarheen ze gingen, rook ze als het ware al. Dan maar hopen dat ze succes hadden en zij niet de ontlading moest ondergaan van het groeiende verlangen dat zich in haar ophoopte. Alhoewel, de blik op Hesta’s figuur wekte ook in haar het een en ander op. Vijf weken lang zo intens lichamelijk bezig prikkelde alle zintuigen en had ze optimaal getraind voor de competitie die ze ongetwijfeld ook hier wachtte. Tot nu hadden ze goed gescoord. Alhoewel beiden over hun eerste jeugd heen zag Hesta er nog steeds fantastisch uit en hoefde ook zij niet voor haar onder te doen. Het leven in deze streken hield je optimaal in conditie. En wat ze verder al niet deden om aantrekkelijk voor ze te blijven.

Ze rilde even bij deze gedachte. Wat moesten ze daarmee aan als openbaar werd wat zij had ontdekt, als ook die mogelijkheid zou moeten mogen, en het dan voor het zeggen kreeg? Waar kwam dit toch wel heel leuke dan op uit? Nog een paar dagen en stond ze weer die gewetensvraag: mocht ze negeren wat zich zo toevallig in de routine van haar werk had geopenbaard? De code van haar werk eiste volstrekte openheid. Alles wat maar rook naar nieuwe variaties voor selectie mochten ze de openbaarheid nimmer onthouden. Met alles geconsolideerd, dus bekend, gekend en praktisch volmaakt uitontwikkeld was dat geen probleem. Maar een mogelijke innovatie voor die selectie? Dit soort ongewisse avonturen zouden immers niet meer voorkomen, hadden ze allemaal wel gehad, waren ongewenst, een bedreiging voor hun zo comfortabele consolidatie. Toen die voor hen zo gezegende stap was mooi geweest, maar nu weer een met mogelijk fatale gevolgen voor vrouwen…?

Door deze vakantie begreep ze nog beter de reikwijdte van haar probleem. In het kielzog van Hesta was het vele avonden goed raak geweest, had ze ze mogen beleven en gemerkt dat ze best meevielen, het met hen toch net even anders was. Daarom, zou het niet beter zijn als het zo bleef, dat het zo goed en af was, dat haar ontdekking maar beter niet moest mogen? Zij kon dat beslissen. Niemand hoefde iets van haar zo toevallige vondst te weten. Ging ze wel in tegen die kosmische wil, zou Verna zeggen. Maar vanuit dat geloof was ieder mens zingevend middelpunt in die kosmos en naar wat die er zelf van maakte. Dus zij kon beslissen tot het diep in haar herinneringen begraven van dit weten, en die waren vergankelijk. Uiteraard slechts een tijdelijk verzet tegen die blinde noodwendigheid. Die immers eindeloos de tijd had om het door haar verstopte eens door een ander te laten opgraven. Maar zij leefde nu eenmaal in haar hier en nu en dus verantwoordelijk voor wat zij daarvoor zinvol achtte.

‘Eerst alles grondig overwegen, straks thuis, en dan beslissen,’ besloot ze kordaat. Toen was ze zich rot geschrokken en dus had ze het recht om dat eerst te verwerken. Maar wat met haar netwerk? Daarop hadden ze de ontwikkeling van haar inzichten enigszins kunnen volgen. Had ze in haar enthousiasme al niet te veel verraden? Die kring wachtte op de ontknoping van de thesen die ze zo bout had gesteld. Hoe gaf ze daar een draai aan?

Verna had al een paar keer op geregeerd, was nieuwsgierig naar de afloop van haar denkproces. En zij liet zich moeilijk afpoeieren. Opgewonden had ze op haar ideeën gereageerd. Die sloten immers zo fraai aan op haar visies. Hun consolidatie was wel fraai maar ook heel saai, kon nooit iets zijn voor alle eeuwigheden. Zij bleef hopen op en turen naar een toekomst met weer eens spannende avonturen. En zij kon ze haar bieden. Eén gesprek met haar en er was geen weg meer terug. Maar of ook zij de consequenties ervan zou willen? Net als Hesta consumeerde ze ze geregeld, beleed ze diezelfde obsessie.

Ishma, die kon er ongetwijfeld wel mee leven. Met haar was het dan ook allemaal begonnen, zij had die instelling al ingebouwd, waren die nieuwe perspectieven al zichtbaar. Maar alleen nog voor haar. Tot nu toe had ze haar zorgvuldig buiten dit avontuur gehouden. Maar voor hoelang nog, gezien haar talent alles en iedereen zo makkelijk te doorzien. Maar bij haar was dat talent nog sluimerend, en voor even te misleiden. Maar niet bij haar Francis. Met haar was die nieuwe toekomst waarschijnlijk al begonnen, en was er geen weg meer terug?

 

‘Kijk, Estrice, daar in de verte, wolven.’ Ze was blij dat Hesta haar sombere bespiegelingen verstoorde.

‘Maar hopen dat ze ons niet gezien hebben,’ antwoordde ze meteen opgewekt. Even stonden ze muisstil naast elkaar om toe te zien hoe de dieren schijnbaar moeiteloos over een gesneeuwde duintop renden om daarna in een bosschage te verdwijnen. Toch had haar hand al naar het verweer getast. Die wilde dieren hier vond ze maar niks. Een kudde bizons moest je op veilige afstand houden en beren niet verstoren in hun winterslaap.

‘Het is altijd zo’n gedoe ze bij te brengen dat wij geen prooi willen zijn,’ mompelde ze verontschuldigend. Want Hesta keek haar misprijzend aan.

‘Voor wolven hoef je niet bang te zijn, die moet je vooral bewonderen. Dieren die zich niet door ons hebben laten temmen noch verleiden, die nog echt onafhankelijk zijn. Van wat wij bejagen kun je dat niet zeggen.’

‘Of die nog op ons zitten te wachten, Hesta? We zijn wel erg laat en zeker niet de enigen die op ze azen. Het is een daarvoor geliefde herberg, heb ik gehoord.’ Ze hield nu weer helemaal van haar vriendin. Opgeruimd gingen ze verder, Hesta voorop en zij haar automatisch in alle bewegingen volgend, hun gebruikelijk gang, die haar alle gelegenheid gaf zich met haar gedachten te vermeien. Maar nu even niet. Ze naderden de oever van het Front met rietkragen en ijsschotsen en moesten zich volledig concentreren op de keuze van de juiste route.

Het Duitse Front met stuifduinen rukte elk jaar verder op naar het noordoosten. Daardoor lag de herberg ‘Loosdrecht’, ongetwijfeld eens gebouwd aan de oever met uitzicht op het Haf, inmiddels er tussen.

‘Na al die sneeuw- en ijstroep ook nog eens al die hoge trap,’ verzuchtte Estrice toen ze zag hoe hoog de herberg was. De tocht door de duinen was afmattend geweest. Met hun doel bijna bereikt voelde ze plotseling hoe moe ze was. Ook dit exemplaar was een variant op de standaard daarvoor, een onderkomen van een paar verdiepingen door kolommen hoog boven het maaiveld uitgetild. Deze op een kolom van op elkaar gestapelde betonnen platen. Op een afstand leken ze als treden waarlangs je omhoog kon lopen. Dichterbij bleken het platen van ruim een meter dik, meer iets voor die bergbeklimmers die ze hadden ontmoet, viel haar meteen in. De nog te nemen trap zat inwendig. Zo te zien stond ook dit bouwwerk er al eeuwen. Het basement van de kolom was verpakt in een schort van aaneengeregen boomstammen. Bedoeld om het beton te beschermen tegen zandstralende stormen. Ongetwijfeld verzameld langs oevers en op platen waren ze na sloop uit bossen door rivieren overvloedig werden gedeponeerd. Deze waren al zwaar aangetast, op een paar na die kennelijk al waren vervangen. De platen erboven zagen er nog klokgaaf uit. Met daar op de herberg als een ster, van grijs glanzend metaal en met drie verdiepingen.

 Een netwerk van op dagtochtafstand gelegen herbergen en hutten maakte het natuurpark Eurazië prettig te bereizen. Hotels waren er ook, maar alleen in de stedelijke nederzettingen van de zuidelijke randgebieden en met nog aansluiting op de baan. De noordelijke moesten het doen met deze herbergen, enkele met aansluiting op de buis, de meeste met hoppers te bevoorraden. Complete dekking van het park was in het laatste millennium voltooid. In deze onstuimige natuur een niet eenvoudige en kostbare operatie geweest. Maar het park was erg in trek, werd gezien haar historie als museabel beschouwd, terwijl z’n lichamelijke uitdagingen massatoerisme belette. De pleisterplaatsen waren sober en duurzaam en gesitueerd op hoogten die ze voor vele eeuwen een veilige plek garandeerden. Om de grillige natuur te trotseren staken de kolommen diep de grond in. Met hoog daarop een vaak sierlijk uitgevoerd kapiteel als houder van de herberg. Deze had een kapiteel met ronde krullen van donkergrijs beton, reikend naar de zeven punten van de stervormige opbouw, bekroond met een uivormige dak rank oprijzend boven een massieve daklijst. Ook het interieur van de herberg was ongetwijfeld uiterst uniek en met veel zorg zijn ingericht. Ook bij deze projecten in alle details zichtbaar hun drang tot mooi maken, bedacht Estrice. Maar hoe dan ook, door deze combinatie van duurzaamheid en vrouwelijke versiering wel weer mooi afgestemd op het verwennen van twee uitgeputte vrouwen. Heerlijk toch al dat vernuftige en bestendige van hun consolidatie tot op praktisch volmaakt bruikbare, in gepaste ascese, maar wel tot op het uiterst mogelijke, en met alles er op en er aan wat zij graag hadden. Na al dat puur natuur van die lange dag waren zij weer helemaal toe aan die ‘geraffineerde eenvoud met vrouwelijke emoties’, zoals zij het zo graag hadden. En als het goed uitpakte met de verlangde mannelijke surprises.

Ook deze herbergen, een kostelijk onderdeel van hun gemene vermogen. Ontstaan in de zuidelijke metropolen, waaierde het uit over alles wat die centra aan zich hadden toegevoegd. Door een aantal eeuwen heen was het als al het materiële uitgekomen op duurzame eindwaarden en daarmee op een almaar groeiende erfenis over de generaties heen. Een fraai renderend vermogen eens door politieke tegenstellingen geteisterde overheden vooral gemonopoliseerd. Tot zij de antieke ‘overheid’ met normen en waarden voor haar onderdanen transformeerden in ‘gemene zaken’, het orgaan voor beheer en beveiliging van al het mooi geconsolideerde. Federatief en naar een democratie met algemene stemmen, het net zo lang polderen tot alle belangen bediend waren. Dat noodwendig uitkwam op het principe van gezamenlijk vererven van wat gezamenlijk was gerealiseerd. Terwijl het almaar bestendiger materiële de industriële markten reduceerden tot vooral vervanging, onderhoud en renovatie. Voor een groot deel weglekkend naar hun unieke circuit van het ambachtelijke en kunstzinnige. Wat leidde tot consolidatie van de massaproducties, de grote multinationals. Die daardoor het uiterste als bereikt zagen en zich nu strikt moesten beperken tot wat de markt massaal nog nodig vond. Terwijl hun aandelen na enige generaties zich met spaar- en pensioenfondsen eveneens voegden bij het gemene bezit. Het veel te veel van enkelen veranderde zo in genoeg voor velen, in een voor een basisvermogen en daarmee -inkomen voor iedereen. Net als bij de dieren kreeg de mensheid kreeg een steppe vrij voor elk nieuw leven, waarop iedereen het zelf mocht en moest uitzoeken maar dat ook kon. Terwijl ze keek naar de tot in de nerven geteisterde maar nog niet overwonnen stammen, welden deze gedachten in haar op. Dit alles moest voor eeuwig geconsolideerd blijven, niets mocht dit bezit bederven. Innovatieve avonturen waren ongewenst, konden het alleen maar aantasten. Ze voelde weer die somberte in zich opwellen.

 

Nog één duin te overwinnen. Voor haar ging nog steeds haar onvermoeibare Hesta, deskundig inschattend wat de beste benadering van hun doel was. Er waren ingelopen en daardoor makkelijker paden. Maar die benutten was haar eer te na. Haar genot van deze vakantie was mede het zelf zoeken van eigen en originele wegen, zelfs nu, terwijl ze al zo verlaat waren. Daardoor had ook dit laatste stuk langer geduurd dan misschien nodig geweest. De schaatsen geregeld verwisselen door ijzers om over ijsschotsen te klauteren. Het sluitstuk een moeizame worsteling op sneeuwschoenen door een met losse sneeuw vol gestoven duinpan. Zodat zelfs Hesta uitgeput leek toen ze voor de machtige kolom van de herberg stonden, hun laatste klim voor die dag. Een kooiladder reikte tot in de sneeuw. Daarmee kwamen ze op een bordes met een deur. Eenmaal daar beland kon haar gids niet nalaten rond te kijken en op te merken:

‘Moet je zien, dat kronkelend spoor van anderen. Dan was onze benadering veel efficiënter.’

‘Maar ook wel erg afmattend’, had ze willen antwoorden. Maar ze hield zich in.

‘Je was weer geweldig, Hesta.’ Vervolgens liep zij nu eens voorop naar de deur die toegang gaf naar het inwendige van de kolom met een wenteltrap omhoog.

 

 Hun entree in de gelagkamer was weer het gebruikelijk kritisch opgenomen worden door nieuwsgierige ogen, hier vanuit een rossig duister. In het voorportaal hadden ze elkaar even omarmd om elkaar steunend de plotselinge overgang te ondergaan. Het laatste uur had de zon hen verlaten en overgeleverd aan de ijzige adem van de schemering. Vooral ’s nachts was het gemeen koud in de nawinter. Met de wind gaan liggen was het alsof je gloeide van de kou. Na de laatste klim straalde die voluit in op hun vermoeide lichamen. Daardoor was het hier toch wel Spartaans frisse even een adembenemende hitte. Eenmaal binnen presenteerde ze beiden toch weer een bevallige pose als antwoord op de ontvangst. Hesta haar capuchon achterover getrokken zodat haar verwarde hoogblonde krullen opvlamden in het warme licht. Weer dezelfde opvoering als altijd en met effect. Terwijl Hesta naar de balie schreed bleven diverse ogen haar als gevangen vogels volgen. De vrouwelijke meerderheid besefte onmiddellijk dat ernstige concurrentie aantrad en keek argwanend in hun richting. Ongetwijfeld waren de meesten al lang binnen en bezig met de jacht. En nu ineens twee van die stoorzenders. Estrice maakte nu ook haar donkere kroeskop brutaal zichtbaar. Ze wist hoe die in contrast met het engelenkopje van Hesta indruk maakte, ze eveneens tot in de liezen kon beroeren. Wat dat betreft was hun combinatie uniek en uiterst effectief wervend.

Terwijl zij boekte zag ze Hesta de aanwezigen monsteren. De herberg had de kleine buis op het Haagse en ze konden dus van alles bestellen. De keuze voor het diner liet Hesta altijd graag aan haar over. Zij keek liever rond wat er te vangen viel. Deze laatste maaltijd van hun vakantie moest een waardig afscheid worden. Ze nam dan ook alle tijd om de menu’s door te nemen. Morgen thuis kregen ze weer te maken met het regime van verantwoord eten van  hun roedel. Nadat haar bestelling en Hesta uitgekeken, gingen ze naar hun kamer. Eerst alles uit en lekker baden, de vermoeidheid van die dag afspoelen, onder de douche elkaars lijven schrobben en masseren, lang en innig tot die gezellige lome spanning in hun door de vakantie afgetrimde lichaam ontwaakte, straks nodig voor de strijd om het ook hier weer schaars beschikbare.

‘Opvallend veel deze keer, wel tien, en die twee zijn er ook weer. Best leuk om het daar nog eens mee aan te leggen, niet? Slecht waren ze niet, de jongere knikte me al uitnodigend toe.’ Estrice begreep meteen wie ze bedoelde.

‘Die zeurkous die almaar van alles over ons vak poneerde,’ hoorde ze zichzelf mompelen. Een mooie zacht bruin getinte, haast een jongen nog, goed gebouwd, iets te tanig – ze deden aan bergsport hadden ze verteld – kortom het type waarop ze graag viel. Daarbij met een voor een man meer dan gebruikelijke educatie en opvallend goed in de conversatie. Dit gecombineerd met zijn charmante uitstraling deed hem zeker goed in markt liggen. Maar waarom hadden ze zich hier niet allang laten vangen? En dan die rare belangstelling voor haar werk. Oorzaak van een vreemde vermoeden dat hij al die talenten inzette om haar uit te horen. Over haar specialisatie op het Y. Hoe wist hij daarvan, had zij dat verraden of wist hij dat al van te voren? Al dat slim steeds weer op dat onderwerp proberen terug te komen als zij het ontweek. Gewoon niet normaal voor een man. Zijn kameraad, een wat oudere maar ook een zo atletisch mooi gebouwde, had incident ook al van die gemaakt professionele opmerkingen. Eveneens een best interessant en onderhoudend type. Dat bleek toen Hesta en hij bij een eerdere ontmoeting in vervoering geraakten over de ruïnes van een antieke stad die ook zij hadden bezocht. Een uur lang had hij Hesta geboeid met zijn verzamelde gegevens en foto’s. Later had hij Hesta nog volop van andere talenten laten genieten, vertelde zij de volgende dag bij het ontbijt. Beiden echte mannen, met een meer dan gebruikelijke conditie, een haast antieke uitstraling, opvallende geestelijke diepgang, maar met een verdachte belangstelling voor haar vak. Twee keren hadden ze zich willig laten vangen. Te willig misschien en daarmee die argwaan in haar opwekkend. In deze streken kwamen veel fysiek goed gebouwde mannen, voor de wintersport en om zich te goed te doen aan de vrouwen die dit barre ambieerden en zich daardoor fysiek nogal onderscheidden van die van het behaaglijk luie zuiden. Maar verder mannen met de gebruikelijke geestelijke programmering. In dat opzicht waren deze wel heel bijzonder. En ze doken voortdurend weer op. Het leek wel alsof ze haar achtervolgden. Wat waren dit voor mannen, waar kwamen ze vandaan en van waar die bijzondere interesse?

‘Hun namen, Burton en Kervin, dat is het enige wat we van ze weten, Hesta. Moesten ze niet naar het zuiden en wat doen ze dan hier?’ Estrice keek peinzend voor zich uit terwijl Hesta haar vermoeide dijen zalig masseerde.

‘Wat willen die mannen van ons? Ik vertrouw ze niet helemaal.’

‘Wat kan ons dat schelen. Laat ze ons een laatste voortreffelijke nacht van de vakantie bezorgen. Sinds wanneer bekommeren wij ons over de afkomst van zwervers? Ze duiken op en verdwijnen in het niets, zijn slechts incidenten. Als het lukt nemen we ze alle twee. Als ze ons zo nodig moeten waarom dan niet. Alleen, we zijn rijkelijk laat en wij gaan eerst uitvoerig dineren, en dat liefst zonder ze. We zien wel.’ Estrice knikte instemmend en moest glimlachen om de zelfverzekerdheid van haar vriendin. En haar onrust? Waarschijnlijk dat ze in dit stadium van haar werk allergisch was voor elke verdachte belangstelling, en was die van deze mannen gewoon puur toeval, hun manier van verleiden.

 

Anders wel een toestand: zij met een ontdekking die de consolidatie kon bedreigen. Eigenlijk te ongelofelijk. Een te stabiele situatie kon zomaar omslaan in chaos, althans theoretisch. Maar nu concreet praktisch, en nog wel door haar heen. Het idee! Haar inschattingen naar die toevallige waarnemingen had ze als these geponeerd. Maar toen de betekenis ervan goed tot haar doordrong, had ze daar meteen spijt van gekregen en ze van haar blog verwijderd. Of die mannen daarvan op de hoogte waren, haar kwek volgden? Was die deze verdenking zo onlogisch? Haar stelling had te maken met hun Y, en met z’n manfatale mutatie. Om dergelijke verrassingen voor de toekomst uit te sluiten en de gevolgen ervan te reguleren was het Genoom Generaal ingesteld. Dat had ze haar vinding meteen moeten melden. Stond in haar contract met het Selectie generaal, de onderafdeling die ging over de selecties. Haar positie en vergunning liepen dan ook gevaar. Maar een nog niet bewezen te vage veronderstelling, moest die ook? Het GG was er immers om ze uit te sluiten, wilde geen ongewisheden, was er voor de consolidatie. Hun heden was meer dan volmaakt, genoeg en tot ieders volle tevredenheid, wereldwijd met algemene stemmen voor. Voor veranderen of iets nieuws was zij niet ingehuurd. Als zij haar vinding dus gewoon geheim hield, niet rapporteerde, diende ze daarmee toch het algemeen belang. En die twee mannen? De wetenschap dat zij van de selectie was, hun voortbestaan bestierde, had ze kennelijk gefrustreerd.

Ze keek toe hoe Hesta zich opmakend weer helemaal voorbereide op het zo vanzelfsprekende van hun huidige positie. Die wist daar volop van te genieten. En dat moest zo blijven, dat mocht zij niet grondig bederven met wat heel even leuk leek, haar had geboeid en zo verleid te ver te gaan. Niet zo verstandig, begreep ze nu.

 

 

***